Een belangrijk verschil tussen NPC en WVP is dat deelnemers bij WVP hun eigen beleggingen hebben, zo kan er nooit discussie zijn over wie recht heeft op welk rendement en is er ook nooit een (on)bedoelde herverdeling. Hierdoor is het beter uitlegbaar. Zelfs enige intergenerationele risicodeling is mogelijk binnen de WVP+, mits er gekozen wordt voor de optionele solidariteitsreserve. Indien deze reserve wordt toegevoegd zou het NPC op basis van dit alles nagenoeg een ‘impliciete WVP+’ genoemd kunnen worden. Een forse verbetering in het nieuwe contract is de differentiatie die mogelijk wordt tussen deelnemers als het gaat om hun persoonlijke beleggingsrisico’s en hun bijdrage aan, of opname uit, de buffers. Voorheen was dit een “one size fits all” aanpak. Hier wordt echter ook een prijs voor betaald, in de vorm van complexiteit. Dit heeft met name betrekking op het houden van balans als het rendementsverschil tussen generaties te groot wordt. De regels rondom vaststelling en toezegging van de rendementen in het nieuwe contract zijn complex en subjectief. Dit leidt niet alleen tot een zware zorgplicht voor de fondsbestuurders, maar wellicht ook tot onbegrip en ontevredenheid bij deelnemers. Zeker omdat door de lage rente en hoge premie nieuwe toezeggingen extra kostbaar zijn. De complexiteit wordt vergroot doordat ook bestaande rechten worden ingevaren. In de eerste versie van de uitwerking van het pensioenakkoord werd er gesproken over de toedeling van ‘beschermingsrendement’. Dit beschermingsrendement werd gedefinieerd als ‘zuiver’: een rendement op basis van de Rentetermijnstructuur. Dit betekent dat mismatch-risico in de renteafdekking via het overrendement onevenredig bij de jongere cohorten terecht komt. Al met al kan dit leiden tot het ongewenst delen van renterisico’s tussen generaties. Om dit te voorkomen is in december de mogelijkheid voorgesteld separate beschermingsportefeuilles te hanteren en daarmee matchingrendement toe te delen in plaats van beschermingsrendement. Hiermee kan een ruimere definitie van matching instrumenten worden gehanteerd. Het delen van renterisico tussen jongeren en ouderen wordt hiermee in principe opgeheven.