Box 3-heffing: wel of geen individuele buitensporige last?

Regelmatig maken belastingplichtigen individueel bezwaar tegen de box 3-heffing. In de meeste gevallen krijgen ze van de rechter geen gelijk, maar onlangs waren er twee opmerkelijke rechterlijke uitspraken.

De box 3-belasting houdt de gemoederen al jaren bezig. De regering kondigt ook al tijden aan dat ze naar een systeem toe wil waarbij het werkelijke rendement belast wordt in plaats van een fictief rendement. We wachten in spanning de aangekondigde contourennota over het nieuwe box 3-systeem af, die eind 2021 verschijnt. Een nieuw kabinet mag er vervolgens een beslissing over nemen.

Individueel bezwaar: meestal geen gelijk

In de tussentijd komen er regelmatig rechterlijke uitspraken langs waarin belastingplichtigen individueel bezwaar maken tegen de box 3-heffing. De stelling is daarbij dat de box 3-heffing in hun specifieke geval een dusdanige buitensporige last is dat deze een inbreuk is op het eigendomsrecht uit artikel 1 van het eerste Protocol van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (art. 1 EP).

In de meeste gevallen krijgen ze van de rechter geen gelijk, omdat er nog andere inkomsten zijn waaruit ze de betreffende box 3-belasting kunnen betalen. Ze teren daarom dus niet in op hun vermogen om de belasting te kunnen betalen. 

Belastingplichtige in het gelijk gesteld

In oktober 2021 is er door de rechtbank Zeeland-West-Brabant een belastingplichtige in het gelijk gesteld. Wat was het geval? Het ging over de belastingaanslagen over de jaren 2017 t/m 2019. Voor de leesbaarheid vermeld ik hier alleen het jaar 2017. Een echtpaar had een eigen woning van € 382.000 en een box 3-vermogen in spaartegoeden van circa € 1,3 miljoen. Het enige inkomen van het echtpaar bestond uit de rente van € 12.500 die ze ontvingen op de spaargelden. Daarnaast hadden ze nog een BV met daarin een stamrecht ten behoeve henzelf, maar daar kregen ze nog geen uitkering uit. De box 3-belasting, rekening houdend met de algemene heffingskorting, bedroeg € 11.870. Die kon net betaald worden uit de in dat jaar ontvangen rente. Daarvoor hoefden ze dus niet in te teren op hun vermogen.

Toch vond de rechtbank dat er sprake was van een individuele en buitensporige last. Wat was de redenatie? 

Redenatie rechtbank

Bij de berekening van de uiteindelijk te betalen belasting heeft iedereen recht op een algemene heffingskorting van maximaal € 2.254 (bedrag 2017). Bij de meeste belastingplichtigen met alleen een beperkt box 1-inkomen (salaris, AOW, pensioen e.d.) betekent dit, dat zij over de eerste € 6.617 van hun inkomen geen belasting hoeven te betalen. De rechtbank ziet dat bedrag nu als een minimuminkomen dat je niet hoeft te gebruiken om belasting te betalen. In het geval van het echtpaar zijn hun rente-inkomsten van € 12.500 lager dan dit minimuminkomen van € 13.234 (2 x € 6.617). De te betalen belasting van € 11.780 kunnen ze dan alleen betalen door in te teren op hun vermogen, en vormt daardoor een individuele en buitensporige last. 

Ook de rechtbank Noord-Nederland oordeelde begin november 2021 dat de box 3-heffing voor een belastingplichtige een individuele en buitensporige last vormt. In dit geval kon de box 3-heffing  weliswaar worden betaald uit het rendement dat op het vermogen was behaald, maar het besteedbaar netto-inkomen zakte daardoor onder bijstandsniveau. 

Twee opmerkelijke uitspraken, waartegen de Belastingdienst waarschijnlijk in hoger beroep gaat.

Massaal bezwaar

Naast de individuele bezwaren lopen nog de massaal bezwaarprocedures over de vraag of de in 2017 aangepaste box 3-heffing op stelselniveau in strijd is met art. 1 EP. En daarbij heeft de advocaat-generaal (AG) in de eerste procedure voor de Hoge Raad een bommetje gelegd onder de box 3-heffing. 

Hij is van mening dat de huidige box 3-systematiek niet door de beugel kan, en dat de rechter dit moet corrigeren. In plaats van uit te gaan van een fictieve verdeling over spaargeld en overige beleggingen, moet de rechter volgens de AG uitgaan van de werkelijke verdeling van het vermogen van de belastingplichtige. Vooral spaarders zouden hier profijt van hebben. 

Stel dat u een box 3-vermogen heeft van € 2 miljoen, onderverdeeld in € 1,5 miljoen spaargeld en € 500.000 overige beleggingen. Dan wordt u nu belast alsof u € 270.000 spaargeld heeft en € 1,73 miljoen overige beleggingen. U wordt geacht € 98.000 rendement te hebben gemaakt, waarover u € 30.000 box 3-belasting betaalt. Volgens de methodiek van de AG wordt dat € 26.000 rendement waarover u € 8.000 box 3-belasting betaalt. Dat scheelt nogal.

De vraag is nu natuurlijk of de Hoge Raad de mening van de AG volgt. We houden u op de hoogte. Wilt u een seintje krijgen als er een nieuwe blog van mij verschijnt? Klik dan bovenaan deze pagina op 'Volg Hanneke'. 

Meer weten?

Wilt u meer weten over de huidige systematiek van de box 3-belasting of wilt u weten wat dit betekent voor uw persoonlijke financiële situatie? Uw private banker wisselt graag met u van gedachten. Vraagt u ook altijd eerst advies aan uw fiscalist voordat u een beslissing neemt.


Geschreven naar de stand van zaken op 22 november 2021.

Disclaimer

Dit artikel bevat alleen algemene informatie en geen persoonlijk advies. Wilt u persoonlijk advies, overleg dan met uw fiscaal adviseur of uw notaris wat de beste keuze voor u is.

Auteur

Hanneke Kroonenberg

Hanneke Kroonenberg

Hoofd Kenniscentrum

06 23 29 75 27

Mail Hanneke Kroonenberg