Schenken: belangrijke uitspraak Hoge Raad over uitsluitingsclausule
Wat is een uitsluitingsclausule?
Met de uitsluitingsclausule kan door de schenker worden bepaald dat de schenking privévermogen van de ontvanger is. Bij een testament kan deze clausule eveneens worden opgenomen, zodat ook de erfenis privévermogen blijft. Veel ouders nemen zo’n clausule op als zij niet willen dat hun kind de erfenis of schenking moet delen bij een eventuele echtscheiding.
Op is op?
In de rechtszaak waar de Hoge Raad op 5 april uitspraak over deed, waren een man en een vrouw in 1985 in gemeenschap van goederen getrouwd. De vrouw ontving in 2002, 2004 en 2006 schenkingen van steeds € 10.000 met een uitsluitingsclausule.
Zij boekte de geschonken bedragen over naar de gemeenschappelijke rekening. Helaas kwam het in 2014 tot een echtscheiding en de vraag die aan de Hoge Raad gesteld werd, was hoe om te gaan met de geschonken bedragen. Tijdens de scheiding stond de schenking van in totaal € 30.000 niet meer op de gemeenschappelijke rekening, maar de overwaarde van de gezamenlijke woning bedroeg wel meer dan € 30.000. Gold nu het principe ‘op is op’ of had de vrouw toch nog recht op de aan haar geschonken € 30.000, naast de helft van het restant van de overwaarde?
Uitspraak
De redenering van de Hoge Raad was als volgt: doordat de vrouw de geschonken bedragen overboekte naar de gemeenschappelijke rekening, heeft zij een vorderingsrecht op de gemeenschap verkregen. Dat recht blijft in stand als het echtpaar gemeenschapsvermogen besteedt aan gemeenschapsschulden. Men moet er in beginsel van uitgaan dat schulden die tijdens de periode van de huwelijkse gemeenschap worden afgelost, gemeenschapsschulden zijn. Ook uitgaven in verband met consumptieve bestedingen kwalificeren in een huwelijksgemeenschap in beginsel als aflossingen van gemeenschapsschulden. Dit betekent dat de vrouw nog recht heeft op de € 30.000, ook al staat dit bedrag niet meer op de gemeenschappelijke rekening.
Als de vrouw de schenkingen had gebruikt om privéschulden af te lossen, dan zou zij geen vorderingsrecht hebben op de gemeenschap. Aangezien de man niet kon bewijzen dat dit het geval was, heeft de vrouw recht op de eerste € 30.000 van de overwaarde van de woning. Van het restant krijgt ieder de helft.