Op de dag voor Kerstmis heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan, die grote gevolgen heeft voor het komende kabinet. Het huidige box 3-systeem is in strijd met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De Hoge Raad heeft besloten dat de belasting moet worden berekend over het daadwerkelijk genoten inkomen uit het vermogen in box 3 en niet over het forfaitaire rendement.
Het box 3-stelsel is in 2001 geïntroduceerd. Er was tot 2017 sprake van een forfaitair rendement van 4%. Het belastingtarief was toen 30% en dat resulteerde in een heffing over het vermogen van 1,2%. Vooral door de steeds lagere rente op spaargeld is dat systeem in 2017 aangepast en zijn er drie schijven ingevoerd met elk een eigen forfaitair rendement. Dat forfaitaire rendement wordt ieder jaar aangepast aan de ontwikkeling van het rendement op spaargeld en beleggingen. Voor het vermogen boven € 1 miljoen is dat forfaitaire rendement 5,69%. In 2021 is het tarief van box 3 verhoogd van 30% naar 31%. Per saldo is de heffing over het vermogen boven € 1 miljoen nu 1,76%.
Al in 2019 bepaalde de Hoge Raad dat het tot 2017 geldende systeem niet door de beugel kon, maar liet het aan de wetgever over om het systeem aan te passen. Alleen als een belastingplichtige werd geconfronteerd met een individuele en buitensporige last was de rechter de afgelopen jaren bereid om in te grijpen. Door de aanpassing van het box 3-stelsel in 2017 naar de huidige drie schijven was de vraag hoe de Hoge Raad hiertegen aankeek.
In de uitspraak van 24 december 2021 zegt de Hoge Raad dat ook het huidige systeem op stelselniveau niet voldoet. In tegenstelling tot bij de uitspraak in 2019 grijpt de Hoge Raad nu wel in, en verleent meteen rechtsherstel. De belastingaanslag wordt aangepast. Er wordt belasting geheven over het werkelijk genoten rendement en niet over het (in dit geval veel hogere) forfaitaire rendement.
De uitspraak van 24 december betreft een zaak die meeloopt in de massaalbezwaarprocedure. De Belastingdienst heeft de bezwaren tegen box 3 over de belastingjaren 2017 tot en met 2020 als massaal bezwaar aangemerkt. De Belastingdienst moet nog beoordelen hoe de uitspraak uitgevoerd zal worden, want de Hoge Raad geeft daarover geen algemeen oordeel. De uitspraak heeft in principe alleen gevolgen voor de belastingplichtigen die meelopen in de massaalbezwaarprocedure. Als uw belastingaanslag over de afgelopen jaren nog niet definitief is vastgesteld, is het dus zaak om tijdig bezwaar in te dienen. Dit geldt ook voor de aangifte over 2021, die u in 2022 doet. Bezwaar indienen heeft waarschijnlijk alleen zin als uw werkelijk gerealiseerde rendement lager is dan het forfaitaire rendement.
In het coalitieakkoord is afgesproken om de box 3-belasting aan te passen naar een heffing over het werkelijk gerealiseerde rendement. Maar daarbij is aangegeven dat de aanpassing niet eerder dan in 2025 wordt verwacht. De vraag is nu of het komende kabinet dit door de uitspraak van de Hoge Raad sneller moet gaan realiseren.
Geschreven naar de stand van zaken op 27 december 2021.