Wie een bestaande huisartsenpraktijk overneemt moet daarvoor een geldbedrag betalen. Daarvoor krijgt u dan tastbare, materiële zaken, zoals het praktijkpand, de meubels en de (medische) apparatuur. Soms wordt ook een geldbedrag gevraagd voor het minder tastbare gedeelte van de praktijk. Denk aan de waarde van het patiëntenbestand of de praktijkorganisatie. Dat is goodwill. Maar ook een hogere prijs betalen voor apparatuur dan de daadwerkelijke waarde is eigenlijk een vorm van goodwill.
Tot 1987 was het gebruikelijk dat er goodwill betaald werd voor huisartsenpraktijken, daarna is het afgeschaft. Maar sinds de introductie van marktwerking in de zorg komt goodwill weer vaker voor, vooral in de Randstad. Daar is immers het aanbod van praktijken, in tegenstelling tot in Groningen of Zeeland, kleiner dan de vraag. Bedragen tussen € 25.000 en € 100.000 zijn hierbij gebruikelijk, met uitschieters tot € 200.000.
Goodwill in de huisartsenzorg is niet onomstreden. Huisartsenorganisatie LHV is bijvoorbeeld tegen goodwill bij praktijkoverdracht, net als de overheid en zorgverzekeraars. Minister Edith Schippers (VVD) heeft in 2015 zelfs tevergeefs geprobeerd om het te verbieden. Minister Ernst Kuipers (D66) hield het in 2023 op een “moreel appèl op huisartsen […] om geen goodwill te vragen”. Minister Agema (PVV) herhaalde dit in 2024: “In het algemeen vind ik goodwill betalingen in de huisartsenzorg geen goede zaak. Daarom roep ik bestaande praktijkhouders op om geen goodwill te vragen bij de overdracht van hun praktijk, om zo geen onnodige drempels op te werpen voor jonge huisartsen om praktijkhouder te worden.” Dit betekent in de praktijk dat er niet altijd goodwill gevraagd en betaald wordt en dat de goodwill over het algemeen lager is dan in andere professies.