Een aantal vermogensbestanddelen wordt uitgezonderd van de vermogensaanwasbelasting. Het gaat om: onroerende zaken in box 3 (zoals een vakantiewoning) en aandelen in startende ondernemingen. Hiervoor gaat een vermogenswinstbelasting gelden. Dit om liquiditeitsproblemen bij belastingplichtigen te voorkomen en daarnaast om investeringen in startende ondernemingen niet te ontmoedigen.
Het uitgangspunt bij de vermogenswinstbelasting is dat de waardeontwikkeling pas bij realisatie (zoals verkoop) wordt belast, in plaats van jaarlijks. Het rendement wordt in beginsel bepaald door de verkoopprijs te verminderen met de aanschafprijs, gecorrigeerd voor kosten van verbetering. Bij de invoering van het nieuwe box 3-stelsel (per 2028) wordt de beginwaarde voor woningen in box 3 gesteld op de WOZ-waarde voor het jaar 2029 (waardepeildatum 1-1-2028), eventueel verminderd met de leegwaarderatio bij verhuurde woningen. Voor niet-woningen wordt als beginwaarde uitgegaan van de werkelijke waarde (waarde economisch verkeer) per 1 januari 2028.
Daarnaast worden de reguliere voordelen, zoals huur en dividend, jaarlijks belast. Bij onroerende zaken moet ook het gebruik daarvan worden bekeken om de reguliere voordelen te bepalen. Hierbij worden twee categorieën onderscheiden:
- I. De onroerende zaak wordt minimaal 90% van het kalenderjaar verhuurd (dus 328 dagen in een niet-schrikkeljaar).
- II. De onroerende zaak wordt minder dan 90% van het kalenderjaar verhuurd.
Van een onroerende zaak in categorie I worden de werkelijke huurinkomsten in het jaar belast. Het gaat om de totale huuropbrengst, dus de kale huuropbrengst vermeerderd met eventuele vergoedingen voor nutsvoorzieningen, servicekosten en energieprestatievergoedingen. Noodzakelijke kosten zijn aftrekbaar, zoals onderhoudskosten.
Een onroerende zaak in categorie II kan geheel of deels privé worden gebruikt. Voor de reguliere voordelen wordt in dat geval uitgegaan van het hoogste van de volgende twee: de werkelijke huurinkomsten (zoals in categorie I) of de vastgoedbijtelling. De vastgoedbijtelling bedraagt 3,35% van de WOZ-waarde. Bij een vakantiewoning die niet wordt verhuurd, bedraagt het reguliere voordeel dus 3,35% van de WOZ-waarde (de vastgoedbijtelling). Noodzakelijke kosten zijn aftrekbaar, zoals onderhoudskosten.
Aandachtspunt: ben je van plan om vastgoed te kopen? Bedenk dan goed of je dit in privé (box 3) wilt aankopen of in de bv (box 2). Het op een later moment alsnog overdragen van vastgoed aan de bv of privé is vaak onaantrekkelijk vanwege de overdrachtsbelasting (10,4% in 2025 en 8% voor woningen in 2026). Overleg hierover met je fiscalist.