Wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 ingediend

Staatssecretaris Van Oostenbruggen heeft op 19 mei 2025 het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 ingediend bij de Tweede Kamer. De bedoeling is dat de wet per 2028 wordt ingevoerd. Als deze wet in werking treedt, dan komt het huidige box 3-stelsel met forfaitaire rendementen en de tegenbewijsregeling in box 3 te vervallen. Vanaf dat moment wordt alleen het werkelijk rendement belast in box 3. Let op: het nieuwe box 3-stelsel (vanaf 2028) is net als de tegenbewijsregeling (tot 2028) gebaseerd op werkelijk rendement, maar er zijn belangrijke verschillen.

 

In deze blog bespreek ik de hoofdlijnen van het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3.

Hoofdregel: vermogensaanwasbelasting

Het uitgangspunt van het nieuwe box 3-stelsel is heffing op basis van het werkelijk rendement. Als hoofdregel is gekozen voor een vermogensaanwasbelasting. Dit houdt in dat jaarlijks belasting geheven wordt over de reguliere voordelen uit vermogen (zoals rente, dividend en huur) en de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen in het betreffende jaar (zoals koerswinst of koersverlies). De noodzakelijke kosten (zoals bankkosten en transactiekosten) en de rente op schulden in box 3 zijn aftrekbaar.

 

In het nieuwe box 3-stelsel is het mogelijk dat een verlies wordt geleden in box 3, bijvoorbeeld bij een koersdaling op de beurs. Verliezen kunnen onbeperkt worden verrekend met inkomsten in box 3 in latere jaren (onbeperkte voorwaartse verliesverrekening). Bij de verliesverrekening wordt een drempel van € 500 per belastingjaar gehanteerd. Dit betekent dat alleen rekening wordt gehouden met verliezen van € 500 of meer.

 

Het heffingvrij vermogen wordt vervangen door een heffingsvrij resultaat van € 1.800 per belastingplichtige per belastingjaar. Over dit bedrag aan rendement is geen box 3-heffing verschuldigd. Het voorgestelde box 3-tarief bedraagt 36%, gelijk aan het huidige tarief in 2025.

Uitzondering voor onroerende zaken en start-ups: vermogenswinstbelasting

Een aantal vermogensbestanddelen wordt uitgezonderd van de vermogensaanwasbelasting. Het gaat om: onroerende zaken in box 3 (zoals een vakantiewoning) en aandelen in startende ondernemingen. Hiervoor gaat een vermogenswinstbelasting gelden. Dit om liquiditeitsproblemen bij belastingplichtigen te voorkomen en daarnaast om investeringen in startende ondernemingen niet te ontmoedigen.

 

Het uitgangspunt bij de vermogenswinstbelasting is dat de waardeontwikkeling pas bij realisatie (zoals verkoop) wordt belast, in plaats van jaarlijks. Het rendement wordt in beginsel bepaald door de verkoopprijs te verminderen met de aanschafprijs, gecorrigeerd voor kosten van verbetering. Bij de invoering van het nieuwe box 3-stelsel (per 2028) wordt de beginwaarde voor woningen in box 3 gesteld op de WOZ-waarde voor het jaar 2029 (waardepeildatum 1-1-2028), eventueel verminderd met de leegwaarderatio bij verhuurde woningen. Voor niet-woningen wordt als beginwaarde uitgegaan van de werkelijke waarde (waarde economisch verkeer) per 1 januari 2028.

 

Daarnaast worden de reguliere voordelen, zoals huur en dividend, jaarlijks belast. Bij onroerende zaken moet ook het gebruik daarvan worden bekeken om de reguliere voordelen te bepalen. Hierbij worden twee categorieën onderscheiden:

  • I. De onroerende zaak wordt minimaal 90% van het kalenderjaar verhuurd (dus 328 dagen in een niet-schrikkeljaar).
  • II. De onroerende zaak wordt minder dan 90% van het kalenderjaar verhuurd.

 

Van een onroerende zaak in categorie I worden de werkelijke huurinkomsten in het jaar belast. Het gaat om de totale huuropbrengst, dus de kale huuropbrengst vermeerderd met eventuele vergoedingen voor nutsvoorzieningen, servicekosten en energieprestatievergoedingen. Noodzakelijke kosten zijn aftrekbaar, zoals onderhoudskosten.

 

Een onroerende zaak in categorie II kan geheel of deels privé worden gebruikt. Voor de reguliere voordelen wordt in dat geval uitgegaan van het hoogste van de volgende twee: de werkelijke huurinkomsten (zoals in categorie I) of de vastgoedbijtelling. De vastgoedbijtelling bedraagt 3,35% van de WOZ-waarde. Bij een vakantiewoning die niet wordt verhuurd, bedraagt het reguliere voordeel dus 3,35% van de WOZ-waarde (de vastgoedbijtelling). Noodzakelijke kosten zijn aftrekbaar, zoals onderhoudskosten.

 

Aandachtspunt: ben je van plan om vastgoed te kopen? Bedenk dan goed of je dit in privé (box 3) wilt aankopen of in de bv (box 2). Het op een later moment alsnog overdragen van vastgoed aan de bv of privé is vaak onaantrekkelijk vanwege de overdrachtsbelasting (10,4% in 2025 en 8% voor woningen in 2026). Overleg hierover met je fiscalist.

Invoeringsdatum

De bedoeling is dat het nieuwe box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement per 1 januari 2028 wordt ingevoerd. Om deze datum te halen, moet het wetsvoorstel uiterlijk 15 maart 2026 door de Tweede Kamer zijn aangenomen. We zijn benieuwd of een meerderheid van de Tweede Kamer zal instemmen met het wetsvoorstel en of de uiterlijke datum wordt gehaald.

Overzicht met belangrijkste verschillen tussen box 3-stelsels

Hieronder is een vereenvoudigd overzicht opgenomen van de belangrijkste verschillen tussen het box 3-stelsel op basis van: forfaitaire rendementen, de tegenbewijsregeling en het werkelijk rendement.

Forfaitaire heffing
Tegenbewijsregeling
Werkelijk rendement
Jaren
Tot 2028

2021 tot 2028

(soms vanaf 2017)

Vanaf 2028
Box 3-heffing
Forfaitair
Werkelijk rendement volgens uitspraken Hoge Raad
Werkelijk rendement
Vermogensaanwas- belasting
Nee
Ja
Ja, als hoofdregel. Uitzondering voor onroerende zaken en start-ups.
Kosten aftrekbaar
Nee
Nee, met uitzondering van rente op schulden
Ja, voor noodzakelijke kosten en rente op schulden
Eigen gebruik tweede woning belast
Nee (zit in forfait)
Ja, vanaf 2026 (economische huurwaarde)
Ja, vastgoedbijtelling (3,35% van WOZ-waarde)
Verliesverrekening
Nee
Nee
Ja, verliezen voor zover meer dan € 500 zijn onbeperkt verrekenbaar in box 3 met toekomstige jaren
Schuldendrempel
Ja
Nee
Nee
Vrijstelling
Ja, heffingvrij vermogen van € 57.684 (2025) per persoon
Nee
Ja, heffingsvrij resultaat van € 1.800 per persoon.

Podcast

Luister naar de podcast waarin Bart Frohn van het Kenniscentrum praat met financieel journalist Maarten van der Pas. Ze bespreken het nieuwe wetsvoorstel voor box 3. Ontdek wat deze veranderingen voor jou betekenen.

 

Wat kan Van Lanschot Kempen voor je doen?

Wij blijven de ontwikkelingen van box 3 volgen en houden je op de hoogte via onze blogs. Wil je meer over dit onderwerp weten, overleg met je fiscalist. Onze private bankers denken ook graag met je mee.

 

Geschreven naar de stand van zaken van 20 mei 2025.

Maak een afspraak

Auteur

Hanneke Kroonenberg

Hanneke Kroonenberg

Hoofd Kenniscentrum

Phone06 23 29 75 27EmailMail Hanneke Kroonenberg

Disclaimer

Dit artikel bevat alleen algemene informatie en geen persoonlijk advies. Wil je persoonlijk advies, overleg dan met je fiscaal adviseur over de mogelijkheden.