Stand van zaken rechtsherstel box 3
Op Prinsjesdag 2024 heeft staatssecretaris Idsinga een brief naar de Tweede Kamer gestuurd met de stand van zaken over het herstel van box 3. De Hoge Raad heeft in juni 2024 namelijk geoordeeld dat box 3 nog steeds in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De staatssecretaris laat weten bezig te zijn met de voorbereiding van herstelwetgeving: de ‘Wet tegenbewijsregeling box 3’. In deze blog bespreek ik de laatste stand van zaken voor dit rechtsherstel.
Werkelijk rendement volgens de Hoge Raad
Door de arresten van de Hoge Raad hebben belastingplichtigen recht op herstel als het werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement. In box 3 moet dan belasting worden geheven over maximaal het werkelijke rendement. De bewijslast dat het werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement ligt bij de belastingplichtige.
De Hoge Raad heeft ook regels gegeven hoe het werkelijk rendement moet worden bepaald. Het werkelijk rendement in een jaar wordt vastgesteld op basis van:
- het totale vermogen (dus niet per afzonderlijke vermogensbestanddeel) zonder aftrek van het heffingsvrij vermogen;
- hierbij wordt niet alleen gekeken naar het vermogen op 1 januari van het jaar, maar ook naar het rendement op alle vermogensbestanddelen in box 3 die de belastingplichtige in de loop van het jaar heeft gehad;
- de gerealiseerde en ongerealiseerde opbrengsten. Naast de directe opbrengsten, zoals rente, dividend en huur, moet dus ook rekening worden gehouden met positieve en negatieve waardeveranderingen van het vermogen, ongeacht of die zijn gerealiseerd;
- er mag bij de bepaling van het werkelijk rendement geen rekening worden gehouden met de kosten. De rente van box 3-schulden mag wel in mindering worden gebracht.
Aanvullende regels over werkelijk rendement
De regels van de Hoge Raad bieden niet in alle gevallen duidelijkheid. De staatssecretaris is daarom bezig met herstelwetgeving waarin regels voor het bepalen van het werkelijke rendement in box 3 worden opgenomen. Op deze manier moet het voor alle belastingplichtigen duidelijk worden hoe het werkelijk rendement moet worden vastgesteld. In de brief van 17 september wordt onder andere ingegaan op punten die nog onduidelijk zijn:
- Eigen gebruik van onroerende zaken: de staatssecretaris gaat ervan uit dat eigen gebruik onderdeel is van het werkelijk rendement. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een niet-verhuurde vakantiewoning. De hoogte van dit rendement wordt in dat geval gesteld op de zakelijke huurprijs. Het is mogelijk dat dit punt nog wordt geschrapt, omdat de Hoge Raad dit anders ziet.
- Aan- en verkoop van woningen gedurende het jaar: voor de waardeverandering van woningen wordt aangesloten bij de WOZ-waarde. In de brief stelt de staatssecretaris voor dat dit ook gaat gelden bij de aan- en verkoop van een woning in een jaar. Met de werkelijke aan- en verkoopprijzen wordt dan dus geen rekening gehouden bij het bepalen van het werkelijk rendement. De WOZ-waarde wordt in deze situaties wel tijdsevenredig toegepast.
- Toepassing schuldendrempel: bij schulden is normaal gesproken alleen het deel boven de drempel (€ 3.700 in 2024) aftrekbaar in box 3. De staatssecretaris geeft aan dat bij het bepalen van het werkelijk rendement geen rekening gehouden hoeft te worden met deze schuldendrempel.
Wie heeft recht op herstel van box 3?
In de kamerbrief van 17 september wordt ook ingegaan op wie recht hebben op herstel van box 3. De volgende groepen belastingplichtigen kunnen in beginsel gebruikmaken van het herstel in de vorm van de tegenbewijsregeling:
- Belastingjaren 2021 en later: alle belastingplichtigen;
- Belastingjaren 2019 en 2020:
- belastingplichtigen met een definitieve aanslag die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond of pas daarna ontvangen is, én
- die een verzoek tot ambtshalve vermindering hebben gedaan of dit uiterlijk voor het einde van 2024 (voor het belastingjaar 2019) of voor het einde van 2025 (voor het belastingjaar 2020) nog doen.
- Belastingjaren 2017 en 2018:
- belastingplichtigen met een definitieve aanslag waarvan hun bezwaar meeliep in de massaal bezwaarprocedure of waarvan de definitieve aanslag ná 24 december 2021 (datum Kerstarrest) is ontvangen, én
- die uiterlijk voor het einde van 2022 (voor het belastingjaar 2017) of voor het einde van 2023 (voor het belastingjaar 2018) tijdig een verzoek tot ambtshalve vermindering hebben ingediend.
Het rechtsherstel geldt in beginsel niet voor belastingplichtigen bij wie de aanslag al onherroepelijk vaststond op 24 december 2021, de zogenoemde ‘niet-bezwaarmakers’. Voor deze groep is een ‘massaal bezwaar plus’-procedure gestart. De Hoge Raad moet oordelen of niet-bezwaarmakers alsnog toegang moeten krijgen tot het rechtsherstel. Deze procedure loopt momenteel nog.
Brief Belastingdienst
Hoe krijgt het rechtsherstel vorm?
De wetgeving voor het rechtsherstel van box 3 is in concept gereed. Het wetsvoorstel krijgt de naam ‘Wet tegenbewijsregeling box 3’. De staatssecretaris is van plan om het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2025 in te dienen bij de Tweede Kamer. De bedoeling is dat de herstelwet dan per 1 juni 2025 in werking treedt. Naar verwachting moet rond die periode ook het formulier ‘Opgaaf werkelijk rendement’ beschikbaar komen waarmee belastingplichtigen hun werkelijk rendement aan de Belastingdienst kunnen doorgeven.
Wat kan Van Lanschot Kempen voor u betekenen?
Wilt u weten wat de veranderingen in box 3 voor u betekenen? Informeer dan bij uw fiscalist. Ook uw private banker wisselt hierover graag van gedachten met u. Nog geen klant? Maak vrijblijvend een afspraak met één van onze bankers.
Geschreven naar de stand van zaken op 29 oktober 2024.
Disclaimer
Dit artikel bevat alleen algemene informatie en geen persoonlijk advies. Wilt u persoonlijk advies, overleg dan met uw fiscaal adviseur of uw notaris wat de beste keuze voor u is.