Wettelijke rente stijgt naar 7%: eindelijk rente op vordering langstlevende ouder

Per 1 januari 2024 is de wettelijke rente gestegen van 6% naar 7%. Is uw eerste ouder overleden en heeft u uw erfdeel in de vorm van een vordering op uw ouder die nog in leven is? Dan mag u uw vordering dit jaar verhogen met 1% rente. 


Wat betekent dat precies? In deze blog leg ik eerst uit hoe de wettelijke verdeling werkt en hoe de vordering op uw langstlevende ouder berekend wordt.

Inhoudsopgave

Zo werkt de wettelijke verdeling

Als een gehuwde ouder (of geregistreerd partner) overlijdt zonder een testament te hebben gemaakt, is sinds 2003 de zogenoemde “wettelijke verdeling” van toepassing. Dat houdt in dat de eigen kinderen en de partner van de overleden ouder ieder voor een gelijk deel erfgenaam zijn. Ter bescherming van de partner krijgt die echter de hele erfenis (alle bezittingen en schulden).

 

De kinderen krijgen hun deel van de erfenis niet uitbetaald, maar zij krijgen een vordering op hun langstlevende (stief)ouder. Deze vordering wordt in principe pas uitbetaald als de langstlevende (stief)ouder overlijdt. 

Wanneer rente op de vordering?

Volgens de wettelijke regeling hebben de kinderen recht op een rentevergoeding over hun vorderingen. Maar daar zit wel een beperking op. Er is namelijk alleen recht op een rentevergoeding voor zover de wettelijke rente in een jaar hoger is dan 6%.

 

De rente die verschuldigd is, bedraagt dan het verschil tussen de wettelijke rente en 6%. Dat bedrag aan rente krijgen de kinderen ook niet in handen, maar dat wordt bijgeschreven bij de oorspronkelijke vordering. Bovendien wordt er alleen rente vergoed over de oorspronkelijke vordering en niet over de bijgeschreven rente. Al met al geen riante regeling voor de kinderen. 

Voorbeeld

Pier (65 jaar) is in gemeenschap van goederen gehuwd met Anne (60 jaar). Samen hebben zij een dochter, Esther. Pier overlijdt op 1 januari 2024. Er is geen testament, dus de wettelijke verdeling is van toepassing. Stel dat de nalatenschap van Pier € 2 miljoen bedraagt, bestaande uit de helft van de eigen woning van € 2,4 miljoen en de helft van een effectenportefeuille van € 1,6 miljoen. Anne en Esther hebben dan ieder recht op een erfdeel van € 1 miljoen. Anne krijgt nu de eigen woning en de effectenportefeuille en Esther krijgt haar erfdeel in de vorm van een vordering op haar moeder.

 

Omdat Anne de beschikking krijgt over de gehele erfenis, moet zij de erfbelasting betalen die Esther over haar erfdeel van € 1 miljoen verschuldigd is. Dat mag weer verrekend worden met de vordering. Ongeacht de hoogte van de wettelijke rente, wordt er voor de berekening van de erfbelasting van uitgegaan dat de vordering renteloos is. De erfbelasting voor Esther is ongeveer € 60.000, zodat de vordering van Esther op haar moeder € 940.000 bedraagt.


Omdat de wettelijke rente 7% is met ingang van 1 januari 2024, wordt er over dat kalenderjaar 1% (7% - 6%) rente bijgeschreven bij de vordering. De vordering stijgt dus met € 9.400 naar € 949.400. Als volgend jaar de wettelijke rente naar 8% stijgt, wordt er in dat kalenderjaar 2% rente over € 940.000 bijgeschreven (= € 18.800). De vordering stijgt daarmee naar Є 968.200. Als het jaar daarop de wettelijke rente naar 5% daalt, wordt er geen rente bijgeschreven en blijft de vordering van Esther op haar moeder € 968.200. 


Als vervolgens Anne overlijdt, krijgt Esther eerst haar vordering inclusief de bijgeschreven rente uitbetaald. Daar hoeft ze geen erfbelasting meer over te betalen. Over wat ze verder nog uit de nalatenschap van haar moeder krijgt, uiteraard wel.

Bespreek uw persoonlijke situatie

Uw private banker bespreekt graag uw situatie met u en waar u aan moet denken. Nog geen klant? Maak vrijblijvend een afspraak.
Maak een afspraak

Betaal niet te veel: goede administratie is belangrijk

U ziet in bovenstaand voorbeeld dat bij overlijden van de langstlevende ouder geen erfbelasting verschuldigd is over de bestaande vordering en over de bijgeschreven rente. Het is dus zaak om dat goed bij te houden. Het lastige hierbij is dat die vordering en de corresponderende schuld van de (stief)ouder niet in de aangiftes inkomstenbelasting zichtbaar zijn. Het kind hoeft de vordering en de bijgeschreven rente namelijk niet op te geven en de langstlevende (stief)ouder kan de schuld en de rente niet in aftrek brengen. 


Zeker als er langere tijd tussen beide overlijdens zit, wordt de vordering van het kind nog wel eens over het hoofd gezien. Dan vergeet men bij het overlijden van de langstlevende ouder de schuld aan het kind in de aangifte erfbelasting in aftrek te brengen, waardoor er te veel erfbelasting wordt betaald. 

Andere rente afspreken: zo kan het

De wet biedt de mogelijkheid om bij het overlijden van de eerste ouder een andere rente af te spreken, als dit fiscaal aantrekkelijk is. Ook in de meeste testamenten wordt deze mogelijkheid opgenomen. Die afspraak – bijvoorbeeld een samengestelde rente van 6% (rente op rente) – moet wel binnen de aangiftetermijn van acht maanden (vermeerderd met de eventuele uitstelperiode) na het overlijden gemaakt worden. In dat geval wordt voor de berekening van de erfbelasting bij het eerste overlijden rekening gehouden met de afgesproken rente.

Door de hogere rente wordt de nalatenschap van de langstlevende (stief)ouder verder uitgehold, zodat er bij diens overlijden minder erfbelasting verschuldigd is. Het is aan te bevelen om de rente-afspraak in een notariële akte vast te leggen.


Geschreven naar de stand van zaken op 15 februari 2024.

Disclaimer

Dit artikel bevat alleen algemene informatie en geen persoonlijk advies. Wilt u persoonlijk advies, overleg dan met uw fiscaal adviseur of uw notaris wat de beste keuze voor u is.

Wilt u meer weten over dit onderwerp?

Informeer dan bij uw fiscalist. Ook uw private banker wisselt hierover graag van gedachten met u. Nog geen klant? Maak dan vrijblijvend een afspraak.
Maak een afspraak

Auteur

Hanneke Kroonenberg

Hanneke Kroonenberg

Hoofd Kenniscentrum

06 23 29 75 27

Mail Hanneke Kroonenberg

Alle artikelen van Hanneke Kroonenberg