Box 3: welke antimisbruikregelingen zijn er?
Huidig box 3-stelsel (spaarvariant)
Peildatum van box 3
De peildatum voor de bepaling van de samenstelling van uw vermogen in box 3 is 1 januari. Heeft u op die datum geen vermogen, dan is er in principe niets te belasten. Bestaat uw vermogen alleen uit spaargeld? Dan betaalt u minder box 3-belasting dan iemand die ook overige bezittingen heeft. Heeft u op de peildatum schulden in box 3, dan wordt daar een aftrek van rente aan toegekend van ongeveer 2,5%, ongeacht hoe lang u die schuld in dat kalenderjaar heeft gehad. En als uw box 3-schulden op de peildatum gelijk of groter zijn dan uw box 3-bezittingen (minus heffingvrij vermogen), dan betaalt u ook geen box 3-belasting.
Deze systematiek met de drie vermogenscategorieën en peildatum is kwetsbaar voor belastingarbitrage, want iedereen betaalt liefst zo min mogelijk box 3-belasting. Daarom zijn er twee antimisbruikregelingen in de wet opgenomen: de box-arbitrage en de peildatum-arbitrage.
1. Box-arbitrage (box-hoppen)
Vermogen dat op de peildatum niet in box 3 zit, wordt in principe niet in box 3 belast. Als u kort vóór de peildatum vermogen uit box 3 verplaatst naar box 1 of box 2 (ook wel ‘box-hoppen’ genoemd), ontloopt u daarmee box 3-belasting. Daarvoor in de plaats komt belastingheffing in box 1 of box 2 over het werkelijk gerealiseerde rendement. Door het verplaatste vermogen kort na de peildatum weer terug te brengen naar box 3, is het werkelijke gerealiseerde rendement in box 1 of 2 zeer beperkt en daarmee ook de belastingheffing. Om deze belastingarbitrage tegen te gaan, is er een antimisbruikregeling in de wet opgenomen. Deze regeling bestaat al sinds de invoeringsdatum van het boxen-systeem in 2001.
Zo werkt box-arbitrage
Als u vóór de peildatum van 1 januari een deel van uw box 3-vermogen verplaatst naar box 1 of box 2 en dit vervolgens na 1 januari – maar binnen drie maanden – weer terugbrengt naar box 3, dan wordt dit vermogen toch belast in box 3. De reden van uw handelen is hierbij niet relevant. Brengt u dat vermogen niet binnen drie maanden, maar binnen zes maanden terug naar box 3? Dan wordt het ook belast in box 3, tenzij u daarvoor een zakelijke reden heeft. Die zakelijke reden moet u aannemelijk maken. Dat is minder ‘zwaar’ dan bewijzen. Let op: als u dit niet aannemelijk kunt maken, betaalt u over het verplaatste vermogen zowel belasting in box 3, als in box 1 of 2.
2. Peildatum-arbitrage (veranderen binnen box 3)
In het huidige box 3-stelsel is de belastingheffing op spaargeld in box 3 lager dan de belastingheffing op overige bezittingen. Als u kort voor de peildatum van 1 januari bijvoorbeeld € 1 miljoen aan beleggingen naar spaargeld zou omzetten, geeft dat een belastingbesparing. Stel dat het definitieve forfaitaire rendement voor spaargelden 1,47% is en die voor overige bezittingen 5,88%, dan bedraagt de belastingbesparing bijna € 16.000 (zonder rekening te houden met het heffingvrij vermogen). Om deze mogelijkheid tot belastingbesparing tegen te gaan, is de peildatum-arbitrage opgenomen.
Zo werkt peildatum-arbitrage
Verkoopt u vóór de peildatum van 1 januari overige bezittingen en koopt u na de peildatum met dat spaargeld weer overige bezittingen aan? Dan wordt dat in principe voor de belastingheffing gecorrigeerd als dat gebeurt in een periode van drie maanden rond de peildatum.
In de peildatum-arbitrage voor box 3-schulden wordt ook een driemaandsperiode rond de peildatum gehanteerd. Als u een box 3-schuld die u vóór de peildatum bent aangegaan, na de peildatum weer (gedeeltelijk) aflost, wordt in box 3 uw forfaitaire aftrek van rente gecorrigeerd. De correcties op grond van de peildatum-arbitrage blijven achterwege als u aannemelijk kunt maken dat er zakelijke overwegingen aan uw transacties ten grondslag liggen. Volgens de toelichting van de wet zijn dat niet-fiscale overwegingen. In de aangifte inkomstenbelasting zullen vragen over peildatumarbitrage worden gesteld. U moet daarbij zelf aangeven of er handelingen hebben plaatsgevonden die vallen onder peildatumarbitrage en zo ja, of sprake is van voldoende zakelijke overwegingen. Het is belangrijk dat deze vragen naar waarheid worden beantwoord. Het ten onrechte niet of onjuist beantwoorden van vragen kan tot gevolg hebben dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Dat kan leiden tot een omkering en verzwaring van de bewijslast.
U verkoopt op 15 december 2024 uw effectenportefeuille van € 1 miljoen en dat bedrag zet u op uw spaarrekening. Op de peildatum van 1 januari 2025 heeft u dan nihil overige bezittingen en € 1 miljoen spaargeld. Uw forfaitair rendement in box 3 is bij een forfaitair percentage van 1,47% dan € 14.700. Op 8 januari 2025 koopt u voor € 700.000 effecten en dat betaalt u van uw spaarrekening, zodat die daalt naar € 300.000. Uw forfaitair rendement in box 3 wordt dan gecorrigeerd. Voor € 700.000 krijgt u een forfaitair rendement van 5,88% en voor € 300.000 een forfaitair rendement van 1,47%. In totaal is dat een rendement van € 45.570. Als de aankoop van effecten niet op 8 januari gedaan wordt, maar pas na 15 maart, dan vindt die correctie niet plaats. Dit is immers buiten de driemaandsperiode.
De correcties op grond van de peildatum-arbitrage blijven achterwege als u aannemelijk kunt maken dat er zakelijke overwegingen aan uw transacties ten grondslag liggen. Volgens de toelichting van de wet zijn dat niet-fiscale overwegingen. In de aangifte inkomstenbelasting zullen vragen over peildatumarbitrage worden gesteld. U moet daarbij zelf aangeven of er handelingen hebben plaatsgevonden die vallen onder peildatumarbitrage en zo ja, of sprake is van voldoende zakelijke overwegingen. Het is belangrijk dat deze vragen naar waarheid worden beantwoord. Het ten onrechte niet of onjuist beantwoorden van vragen kan tot gevolg hebben dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Dat kan leiden tot een omkering en verzwaring van de bewijslast.
Gevolgen van box 3-arresten voor de antimisbruikregelingen
In juni 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het box 3-stelsel (spaarvariant) nog steeds in strijd kan zijn met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad heeft beslist dat het werkelijk rendement leidend moet zijn voor box 3. Als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijk rendement, moet rechtsherstel plaatsvinden. In box 3 moet dan belasting worden geheven over maximaal het werkelijke rendement. De Hoge Raad heeft hiermee een soort tegenbewijsregeling in box 3 geïntroduceerd.
Wat zijn de gevolgen van de box 3-arresten op de antimisbruikbepalingen in box 3? Wij verwachten dat van de tegenbewijsregeling ook gebruik kan worden gemaakt in de situatie dat een antimisbruikbepaling van toepassing is. De staatssecretaris bereidt nu herstelwetgeving voor: de ‘Wet tegenbewijsregeling box 3’. De bedoeling is dat dit wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2025 wordt ingediend bij de Tweede Kamer. Op dat moment wordt meer duidelijk hoe de tegenbewijsregeling volgens het wetsvoorstel precies uitpakt, bijvoorbeeld in de situatie dat antimisbruikbepalingen van toepassing zijn.
Wat kan Van Lanschot Kempen voor u betekenen?
Wilt u weten wat de veranderingen in box 3 voor u betekenen? Informeer dan bij uw fiscalist. Ook uw private banker wisselt hierover graag van gedachten met u. Nog geen klant van Van Lanschot Kempen? Maak dan vrijblijvend een afspraak met één van onze bankers.
Geschreven naar de stand van zaken op 11 oktober 2024.