Box 3: welke antimisbruikregelingen zijn er?

In het huidige forfaitaire box 3-stelsel geldt 1 januari als peildatum voor je vermogen. Je kunt vlak voor de peildatum de samenstelling van je vermogen veranderen. Om te voorkomen dat hier misbruik van gemaakt wordt, zijn er in de wet een aantal antimisbruikregelingen opgenomen. In deze blog leg ik uit wat box-arbitrage en peildatum-arbitrage zijn. Maar eerst zet ik de hoofdlijnen van het huidige box 3-stelsel en de peildatum op een rij. Tot slot bespreek ik ook de tegenbewijsregeling en de gevolgen daarvan voor de antimisbruikbepalingen.

Huidig box 3-stelsel (spaarvariant)

Het huidige forfaitaire box 3-stelsel kent drie vermogenscategorieën: banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Voor elke categorie wordt een forfaitair rendementspercentage vastgesteld. Voor de categorieën ‘spaargelden’ en ‘schulden’ is het definitieve percentage voor 2025 en 2026 nog niet bekend. De verwachting is dat in de voorlopige aanslag 2026 voor spaargelden wordt uitgegaan van 1,28% en voor schulden van 2,70%. Het forfaitaire rendement voor de categorie ‘overige bezittingen’ is voor 2026 al wel bekend. Dit is verhoogd naar 7,78%. Het tarief voor het box 3-inkomen blijft in 2026 hetzelfde, namelijk 36%.

Peildatum van box 3

De peildatum voor de bepaling van de samenstelling van je vermogen in box 3 is 1 januari. Heb je op die datum geen vermogen, dan is er in principe niets te belasten. Bestaat je vermogen alleen uit spaargeld? Dan betaal je minder box 3-belasting dan iemand die ook overige bezittingen heeft. Heb je op de peildatum schulden in box 3, dan wordt daar een aftrek van rente aan toegekend van ongeveer 2,6%. Het maakt dan niet uit hoe lang je die schuld in dat kalenderjaar hebt gehad. En als de box 3-schulden op de peildatum gelijk zijn aan of groter zijn dan de box 3-bezittingen (minus heffingvrij vermogen), dan betaal je ook geen box 3-belasting.

 

Deze systematiek met de drie vermogenscategorieën en peildatum is kwetsbaar voor belastingarbitrage, want iedereen betaalt het liefst zo min mogelijk box 3-belasting. Daarom zijn er antimisbruikregelingen in de wet opgenomen voor de volgende twee situaties: box-arbitrage en peildatum-arbitrage.

1. Box-arbitrage (box-hoppen)

Vermogen dat op de peildatum niet in box 3 zit, wordt in principe niet in box 3 belast. Als je vlak vóór de peildatum vermogen uit box 3 verplaatst naar box 1 of box 2 (dit heet ‘box-hoppen’), ontloop je daarmee box 3-belasting. In plaats daarvan betaal je in box 1 of box 2 belasting over het werkelijk gerealiseerde rendement. Door het verplaatste vermogen kort na de peildatum weer terug te brengen naar box 3, is het werkelijke gerealiseerde rendement in box 1 of 2 zeer beperkt. Daardoor betaal je minder belasting. Om dit soort belastingarbitrage tegen te gaan, is er een antimisbruikregeling in de wet opgenomen. Deze regeling bestaat al sinds de start van het boxenstelsel in 2001.

 

Zo werkt box-arbitrage

Als je vóór de peildatum van 1 januari een deel van je box 3-vermogen verplaatst naar box 1 of box 2, en je dit na 1 januari maar binnen drie maanden weer terugbrengt naar box 3, wordt dit vermogen toch belast in box 3. De reden van het handelen is hierbij niet relevant. Breng je dat vermogen niet binnen drie maanden, maar binnen zes maanden terug naar box 3? Dan wordt het ook belast in box 3, tenzij je daarvoor een zakelijke reden hebt. Die zakelijke reden moet je aannemelijk maken. Dat is minder ‘zwaar’ dan bewijzen. Let op: als je dit niet aannemelijk kunt maken, betaal je over het verplaatste vermogen zowel belasting in box 3, als in box 1 of 2.

2. Peildatum-arbitrage (veranderen binnen box 3)

In het huidige forfaitaire box 3-stelsel betaal je minder belasting over spaargeld dan over overige bezittingen. Zet je kort voor de peildatum van 1 januari bijvoorbeeld € 1 miljoen aan beleggingen om in spaargeld, dan zorgt dat voor een belastingvoordeel. Stel dat het definitieve forfaitaire rendement voor spaargelden 1,28% is en die voor overige bezittingen 7,78%, dan kun je ruim € 23.000 belasting besparen (zonder rekening te houden met het heffingvrije vermogen). Om dit tegen te gaan, is een regeling tegen peildatum-arbitrage ingesteld.

 

Zo werkt peildatum-arbitrage

Verkoop je vóór de peildatum van 1 januari je overige bezittingen en koop je na de peildatum met dat spaargeld weer overige bezittingen aan? Dan wordt dat in principe voor de belastingheffing gecorrigeerd als dat gebeurt in een periode van drie maanden rond de peildatum.

Voorbeeld peildatum-arbitrage

Je verkoopt op 15 december 2025 jouw effectenportefeuille van € 1 miljoen. Dat bedrag zet je op een spaarrekening. Op de peildatum van 1 januari 2026 heb je dan geen overige bezittingen en € 1 miljoen spaargeld. Het forfaitair rendement in box 3 is bij een forfaitair percentage van 1,28% dan € 12.800. Op 8 januari 2026 koop je voor € 700.000 effecten en dat betaal je van de spaarrekening, waardoor die daalt naar € 300.000. Het forfaitair rendement in box 3 wordt dan aangepast. Voor € 700.000 krijg je een forfaitair rendement van 7,78% en voor € 300.000 een forfaitair rendement van 1,28%. Samen is dat een rendement van € 58.300. Koop je de effecten niet op 8 januari, maar pas na 15 maart? Dan vindt die correctie niet plaats. Dit is immers buiten de periode van drie maanden.

De antimisbruikregeling voor peildatum-arbitrage geldt ook als je in de drie maanden rond de peildatum tijdelijk een box 3-schuld hebt. Los je een box 3-schuld die je vóór de peildatum bent aangegaan na de peildatum weer (gedeeltelijk) af? Dan wordt in box 3 de forfaitaire renteaftrek aangepast.

 

Zakelijke overwegingen

De correcties vanwege peildatumarbitrage blijven achterwege als je aannemelijk kunt maken dat je een zakelijke reden had voor de transacties. Volgens de toelichting van de wet moeten dat niet-fiscale redenen zijn. In de aangifte inkomstenbelasting zullen vragen over peildatumarbitrage worden gesteld. Je moet daarbij zelf aangeven of er handelingen hebben plaatsgevonden die vallen onder peildatumarbitrage en zo ja, of je daar een zakelijke reden voor hebt. Het is belangrijk dat deze vragen naar waarheid worden beantwoord. Het ten onrechte niet of onjuist beantwoorden van deze vragen kan tot gevolg hebben dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Dat kan leiden tot een omkering en verzwaring van de bewijslast.

Gevolgen van box 3-arresten voor de antimisbruikregelingen

Naast het forfaitaire box 3-stelsel is er ook een tegenbewijsregeling in box 3. Is het werkelijk rendement lager dan het forfaitair rendement? Dan telt het lagere werkelijk rendement in box 3. Is het werkelijk rendement hoger, dan hoef je over het meerdere geen belasting in box 3 te betalen. Je betaalt in box 3 dus nooit over meer dan het forfaitair rendement.

Wat betekent de tegenbewijsregeling voor de antimisbruikregelingen in box 3? Ook als een antimisbruikregeling van toepassing is, kun je gebruikmaken van de tegenbewijsregeling. De antimisbruikregeling zorgt voor een hoger forfaitair rendement. Bij de tegenbewijsregeling kijk je naar het werkelijk rendement van de vermogensbestanddelen in dat jaar. Is dat werkelijk rendement lager dan het forfaitaire rendement (inclusief toepassing antimisbruikregeling)? Dan geldt de tegenbewijsregeling en telt het werkelijk rendement.

Wat kan Van Lanschot Kempen voor je betekenen?

Wil je weten wat de veranderingen in box 3 voor je betekenen? Informeer dan bij je fiscalist. Ook je private banker denkt graag met je mee. Nog geen klant van Van Lanschot Kempen? Maak dan vrijblijvend een afspraak met één van onze bankers.


Geschreven naar de stand van zaken op 30 september 2025.

Disclaimer

Dit artikel bevat alleen algemene informatie en geen persoonlijk advies. Wil je persoonlijk advies, overleg dan met je fiscaal adviseur over de mogelijkheden.

Auteur

Portret van Hanneke Kroonenberg, medewerker bij Van Lanschot Kempen

Hanneke Kroonenberg

Hoofd Kenniscentrum

Phone06 23 29 75 27Emailj.kroonenberg@vanlanschotkempen.com