Prinsjesdag 2025: zes belangrijke aandachtspunten voor vermogende particulieren
1. Box 1: belastingtarieven
Schijven | |||
---|---|---|---|
Inkomen uit werk en woning | Tarief (tot AOW-leeftijd) | Tariefverschil met 2025 | |
Eerste schijf | ≤ € 38.883 | 35,70% | -/- 0,12% |
Tweede schijf | > € 38.788 - € 79.137 | 37,56% | + 0,08% |
Derde schijf | > € 79.137 | 49,50% | 0,00% |
2. Box 1: eigen woning
Het standaardpercentage van het eigenwoningforfait blijft 0,35% van de WOZ-waarde. Heeft een eigen woning in 2026 een WOZ-waarde die hoger is dan € 1.340.000 (2025: € 1.330.000)? Dan blijft het percentage voor het deel boven dat bedrag ongewijzigd (2,35%).
De korting op het eigenwoningforfait (Wet Hillen) wordt ieder jaar lager en zorgt voor een hogere bijtelling. Heb je geen hypotheek en is de WOZ-waarde van je woning bijvoorbeeld € 500.000? Dan moet je in 2026 € 466 eigenwoningforfait (8/30 x € 500.000 x 0,35%) bijtellen in box 1.
De hypotheekrente mag je sinds een aantal jaar niet meer volledig aftrekken. In 2026 kun je de hypotheekrente maximaal aftrekken tegen 37,56%, dat is het box 1-tarief van de tweede schijf.
3. Box 3
Het uitgangspunt in box 3 blijft een forfaitaire heffing over drie categorieën: ‘banktegoeden’, ‘overige bezittingen’ en ‘schulden’. De forfaitaire rendementen van de categorieën ‘banktegoeden’ en ‘schulden’ worden pas na afloop van het belastingjaar definitief vastgesteld. Voor de categorie ‘overige bezittingen’ gaat het forfaitair rendement per 2026 omhoog van 5,88% naar 7,78%. Het tarief voor box 3 verandert in 2026 niet en blijft 36%. Daardoor betaal je 2,80% belasting (7,78% x 36%) over de waarde die je op 1 januari 2026 aan overige bezittingen hebt. Het heffingvrije vermogen per fiscaal partner gaat in 2026 omlaag naar € 51.396 (was € 57.684).
Naast het forfaitaire box 3-stelsel is er ook een tegenbewijsregeling in box 3. Als het werkelijk rendement lager is dan het forfaitair rendement, wordt in box 3 uitgegaan van het lagere werkelijk rendement. Is het werkelijk rendement hoger, dan hoef je over het meerdere geen belasting in box 3 te betalen. De box 3-heffing wordt dus maximaal berekend over het forfaitair rendement.
Vanaf 2028 wil het huidige kabinet belasting heffen in box 3 over het werkelijk rendement. Hiervoor is in mei 2025 het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 ingediend. Wil je meer weten? Lees dan onze blog ‘Nieuwe Box 3-wet: Belangrijke wijzigingen vanaf 2028'. Als deze wet ingaat, vervalt het huidige box 3-stelsel met forfaitair rendementen en de tegenbewijsregeling. Vanaf dat moment wordt alleen het werkelijk rendement belast in box 3. Het is nog niet zeker of 2028 haalbaar is, onder andere door de Tweede Kamerverkiezingen op 29 oktober 2025.
Box 3-vermogen overbrengen naar je BV?
Gecombineerd tarief Vpb/box 2 | ||
---|---|---|
Effectief box 3-tarief | Omslagrendement | |
Vpb 19% + box 2 24,5% = combi 38,85% | 36% x 7,78% = 2,80% | 7,21% |
Vpb 19% + box 2 31% = combi 44,11% | 36% x 7,78% = 2,80% | 6,35% |
Vpb 25,8% + box 2 24,5% = combi 43,98% | 36% x 7,78% = 2,80% | 6,37% |
Vpb 25,8% + box 2 31% = combi 48,80% | 36% x 7,78% = 2,80% | 5,74% |
Daarnaast moet je rekening houden met de tegenbewijsregeling in box 3. Als het werkelijk rendement lager is dan het forfaitair rendement, wordt in box 3 uitgegaan van het lagere werkelijk rendement. In veel gevallen is het daarom interessanter om het vermogen in box 3 te houden. Wel kun je met een BV de box 2-heffing uitstellen. Dit geeft een liquiditeitsvoordeel ten opzichte van box 3.
Overweeg je vermogen van box 3 over te brengen naar je BV? Vraag dan altijd advies aan je fiscalist.
Box 3-vermogen gebruiken voor lijfrente?
Een lijfrente kan een interessant alternatief voor je box 3-vermogen zijn. Met een lijfrente kun je fiscaal voordelig vermogen opbouwen. Over het vermogen in een lijfrente betaal je namelijk geen jaarlijkse belasting in box 3.
Bovendien kun je de inleg op de lijfrenterekening onder voorwaarden aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting. Dat levert maximaal 49,5% aan belastingvoordeel op van het bedrag dat je inlegt. Uiterlijk vijf jaar na het bereiken van de AOW-leeftijd moet je de lijfrente gebruiken voor lijfrente-uitkeringen. Deze uitkeringen zijn belast in box 1. Vanaf de AOW-leeftijd betaal je meestal een lager belastingtarief in box 1, waardoor je mogelijk een belastingvoordeel hebt.
Meer weten over de mogelijkheden van een lijfrente bij Evi?
4. Schenk- en erfbelasting
Belaste verkrijging | |||
---|---|---|---|
Tariefgroep I Partner en kinderen | Tariefgroep IA Kleinkinderen | Tariefgroep II Overigen | |
€ 0 - € 158.669 | 10% | 18% | 30% |
≥ € 158.669 | 20% | 36% | 40% |
Andere aangekondigde veranderingen in de schenk- en erfbelasting:
- Vanaf 2026 moet je binnen 20 maanden na een overlijden aangifte erfbelasting doen. Nu is de aangiftetermijn nog 8 maanden, maar dat blijkt vaak te kort om de aangifte op de juiste manier te kunnen doen. Bovendien moet je nu belastingrente betalen als je de aangifte erfbelasting na die 8 maanden doet. Dit wordt ook verlengd naar 20 maanden.
- Vanaf 2026 wordt een schenking die binnen 180 dagen vóór het overlijden van de schenker gedaan is niet meer als schenking aangemerkt, maar alleen als fictieve verkrijging voor de erfbelasting. Hierdoor ben je in deze situaties niet meer verplicht om aangifte schenkbelasting te doen.
- Vanaf 2027 wordt in de schenkbelasting voor de waarde van een woning niet meer uitgegaan van de WOZ-waarde, maar van de werkelijke waarde.
5. Overdrachtsbelasting
Het standaardtarief voor de overdrachtsbelasting van 10,4% gaat per 1 januari 2026 omlaag naar 8%. Dit geldt alleen voor woningen die de koper niet als hoofdverblijf gaat gebruiken. Denk aan tweede woningen en woningen bestemd voor verhuur. Voor bijvoorbeeld bedrijfspanden en grond blijft het percentage 10,4%.
In 2026 stijgt de maximaal toegestane woningwaarde voor de startersvrijstelling van € 525.000 naar € 555.000. De startersvrijstelling geldt voor mensen tussen de 18 en 35 jaar die een eigen woning kopen. De waarde van de eigen woning mag dan niet hoger zijn dan € 555.000. Ook mag je deze startersvrijstelling niet al eerder hebben gebruikt.
6. Giften aan goede doelen
Als de Eerste en Tweede Kamer met deze wetsvoorstellen akkoord gaan, gaat het Belastingplan 2026 per 1 januari 2026 in. De Tweede Kamer kan de voorstellen nog aanpassen.
Wil je weten wat de wijzigingen in het belastingplan voor jou persoonlijk betekenen? Neem dan contact op met je fiscalist. Je private banker denkt natuurlijk ook graag mee.
Ben je een DGA? Lees dan ook onze blog ‘Prinsjesdag 2025: zes belangrijke aandachtspunten voor de dga’.
Geschreven naar de stand van zaken op 17 september 2025.